Kinderen zijn dol op raadsels en ze zijn ideaal om even een paar minuten te vullen. Bovendien zijn breinbrekers goed voor je hoofd. Een goed raadsel kan natuurlijk wel een hele dag duren. Vertel dus altijd wanneer je de oplossing gaat geven, dan is er tenminste uitzicht op ‘bevrijding’!

Dit artikel is eerder verschenen op Onderwijs van Morgen.

1. Een huis heeft vier muren. Alle ramen in de muren kijken uit op het zuiden. Rond het huis loopt een beer. Welke kleur heeft de beer?
   Antwoord: Wit. Het huis staat namelijk op de Noordpool, dus het is een ijsbeer.
   
2. Als ik jong ben, ben ik lang. Als ik oud ben, ben ik kort. Rara, wat ben ik?
   Antwoord: Een kaars.
   
3. Hoe ver kan een hond het bos in rennen?
   Antwoord: Tot de helft. Daarna rent de hond het bos weer uit.
   
4. Wat moet stuk zijn om het te kunnen gebruiken?
   Antwoord: Een ei.
   
5. Als ik het heb, deel ik het niet. Als ik het deel, heb ik het niet. Wat is het?
   Antwoord: Een geheim.
   
6. Er staan twaalf koeien onder een paraplu, maar ze worden niet nat. Hoe kan dat?
   Antwoord: Het regent niet.
   
7. Twee moeders en twee dochters gaan uit eten. Iedereen eet één pannenkoek. Toch worden er maar drie pannenkoeken gegeten. Hoe kan dat?
   Antwoord: Het waren oma, moeder en een kleindochter.
   
8. Een cowboy rijdt een stadje in op Vrijdag. Hij blijft drie dagen en vertrekt weer op Vrijdag. Hoe kan dat?
   Antwoord: Zijn paard heet Vrijdag.
   
9. Een jongen viel van een dertig meter hoge ladder, maar raakte niet gewond. Hoe kan dat?
   Antwoord: Hij viel van de onderste sport.
   
10. Hoe kan je door alleen op te tellen met acht achten duizend maken?
    Antwoord: 888 + 88 + 8 + 8 + 8 = 1000  
    
11. Wat is van jou, maar wordt meer door andere mensen gebruikt?
    Antwoord: Je naam.
    
12. Mo’s moeder heeft drie kinderen. De eerste heet April, de tweede Mei en de derde…?
    Antwoord: Hij heet Mo.
    
13. Een hamer en een spijker kosten samen € 1,10. De hamer is een euro duurder dan de spijker. Wat kosten de hamer en wat kost de spijker?
    Antwoord: De hamer kost € 1,05 en de spijker € 0,05.
    
14. Hoeveel maanden met 28 dagen zijn er?
    Antwoord: Twaalf maanden.
    
15. Een vader heeft negen appels en acht kinderen. Hoe kan hij de appels eerlijk verdelen onder de kinderen?
    Antwoord: Door appelmoes te maken.
    
16. Noem drie opeenvolgende dagen zonder de volgende zeven woorden: maandag, dinsdag, woensdag, donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag.
    Antwoord: Gisteren, vandaag, morgen.
    
17. Wat wordt nooit natter, ongeacht hoeveel het regent?
    Antwoord: De zee.
    
18. Wat is de volgende letter in deze reeks? JFMAMJJASON […]?
    Antwoord: D. Het zijn de letters van de maanden in een jaar.
    
19. In de droger zitten tien paar witte sokken en tien paar zwarte sokken. Je mag steeds maar één sok uit de droger pakken en je kunt niet zien welke kleur die heeft totdat je de sok uit de droger hebt gepakt. Hoeveel sokken moet je pakken voordat je zeker weet dat je één paar sokken van dezelfde kleur hebt?
    Antwoord: Drie. In het ergste geval zijn de eerste twee sokken een zwarte en een witte. Bij de derde sok heb je sowieso een paar van één kleur.
    
20. Licht verbergt me, maar duisternis doodt me.
    Antwoord: Een schaduw.
    
21. Een marktverkoper heeft aan het eind van de dag nog zeven eieren. Dan komt er een koper aan. Hij wil de helft van de eieren en nog een halve. Vervolgens komt er nog een koper aan en die wil hetzelfde. Daarna sluit de marktverkoper zijn tent, gaat naar huis en eet het laatste ei op. Hoe kan dat?
    Antwoord: De eerste koper vraagt de helft + een halve, dus dat is 3,5 + 0,5 = 4. Dus er blijven nog drie eieren over. Dan komt de volgende koper. Hij vraagt ook de helft + een halve, dus dat is 1,5 + 0,5 = 2. Er blijft dus één ei over en dat eet de marktverkoper zelf op.